Danick Snelder: ‘Ik besef hoe mooi dit is’
Voor het AD in de regio Den Haag interviewde en fotografeerde ik Danick Snelder. De handbalster speelt sinds 2016 voor topclub Ferencvaros uit Boedapest. Het ging over het leven in de hoofdstad van Hongarije en de doldwaze handbalcultuur. ,,Natuurlijk heb ik van die dagen dat ik mezelf afvraag waarom ik hier ben. Maar dan loop ik het centrum even in en besef ik weer hoe mooi dit is.”

Danick Snelder | AD Den Haag
Danick Snelder snapt zelfs de Hongaarse taal. Na twee jaar is de 28-jarige handbalster uit Pijnacker op haar plek in Boedapest. Ze kent de verborgen pareltjes én criminele straten van de Hongaarse miljoenenstad. Een reportage.
Lelijke rode bussen rijden af en aan, de stokoude tram 2 tuft om de paar minuten langs met een vrachtlading aan nieuwe mensen. Een toeristentsunami staat weer klaar om de Grote Markthal te overspoelen. Met z’n allen op jacht naar een ‘authentiek’ stukje Hongarije.
Danick Snelder (28) aanschouwt de drukte vanaf een terras aan het Fóvám tér. Ze verblikt of verbloost niet. De handbalster uit Pijnacker vertelt honderduit over haar avontuur. Sinds de zomer van 2016 speelt ze bij Ferencvaros en is de Hongaarse hoofdstad Boedapest haar standplaats.
,,Elke ochtend, bij de eerste kop koffie, probeer ik tegen mezelf te zeggen hoe goed ik het toch heb”, vertelt Snelder. ,,Natuurlijk heb ik van die dagen dat ik mezelf afvraag waarom ik hier ben. Maar dan loop ik het centrum even in en besef ik weer hoe mooi dit is.”
Het prachtige parlement, de Burcht van Boeda, de oneindige rij aan bruggen. Snelder heeft als gids iedere kennis al door de stad geleid. Ze kent inmiddels de ins and outs van de metropool. De handbalster weet de juiste obscure barretjes te vinden, kent de plekken waar ze in een rustige periode een dansje kan wagen.
Zelfs de onbegrijpelijke, krankzinnig moeilijke taal is voor haar redelijk te volgen. Want met Engels kom je niet ver. ,,In het team spreekt de helft alleen Hongaars, sommigen hebben niet eens hun school afgemaakt. Die gokken gewoon op een handbalcarrière, dat wordt van huis uit gepusht.”
Ver verwijderd van de toeristische trekpleisters ligt de Elek Gyula Aréna, de groene handbaltempel voor 1300 fans van Ferencvaros. Dit is het rauwe Boedapest. Aan Kóbányai út verkopen maffiose mannen met een Oostblokhoofd in afgeschermde loodsen hun handelswaar. Op straat worden gouden horloges en merkkleding aangeboden.
Hongaarse leven
,,Hoe verder je buiten het centrum van Boedapest komt, des te meer je geconfronteerd wordt met het echte Hongaarse leven. Ik kom wel op plekken waar ik niet hoop dat de auto het begeeft. Het verschil tussen arm en rijk is enorm in dit land.”
Aan de rand van het Nepliget park wordt tegelijkertijd de Hongaarse handbalhysterie zichtbaar. Zelfs op de sokken van de ‘Fradi-fanatiekelingen’ schittert het logo van Ferencvaros, op veel groene shirts pronkt de naam van Snelder.
Beleving
,,Magisch toch, mannen met mijn shirt aan”, zegt de handbalster. ,,De beleving hier is met geen ander land te vergelijken. De hele wedstrijd staan mannen in blote bast te schreeuwen en te zingen. Bij onze bekerfinale zaten gewoon 16.000 man op de tribune. Ik sta er helaas niet altijd meer bij stil, maar het is eigenlijk bizar.”
Ferencvaros, in de volksmond ‘Fradi’, is een omnisportvereniging met ook een voetbal-, waterpolo- en ijshockeytak. Het clubgevoel zit diep, weet Snelder. ,,Ze zeggen hier dat je geboren wordt met een Fradi sziv, een Ferencvaros-hart.”
Ujpest is de absolute vijand. ,,Alles is goed, zolang we maar beter presteren dan Ujpest. Als ik in mijn trainingsschoenen ook iets maar iets van paars heb, krijg ik dat meteen te horen. Paars, dat is Ujpest. En dat kan niet.”
Het is onderdeel van een totaal andere cultuur en mentaliteit. Onvergelijkbaar met Nederland. ,,Hiërarchie is bijvoorbeeld nog heel erg belangrijk. Soms is dat niet verkeerd. Jonge meiden hebben hier nog respect voor de ouderen en vooral de trainer. In Nederland is dat soms helaas wel anders.”
Maar, moet Snelder toegeven, ze heeft er ook moeite mee gehad. ,,In het begin was ik het weleens oneens met de trainer. Ik had toen nog een tolk die alles voor me vertaalde, maar die zei dan dat ik maar beter even mijn mond kon dichthouden. De trainer is de baas, punt uit. Inmiddels begrijpt hij dat ik nadenk over het spelletje. Maar nog steeds snoert hij me af en toe de mond.”